Een eeuw geleden….
maart 2020
Oh, dat is honderd jaar geleden! Lang voor mijn tijd, denk je. Toch wil ik eens teruggaan naar het Weesperkarspel en met name het Geinbrug (Driemond) van 1920. Komend van het Zandpad (nu Provincialeweg) uit de richting Diemen sta je voor de houten Geinbrug. Je kijkt naar rechts en ziet een nagenoeg kale dijk met, zover het oog reikt, weilanden. Over de brug ligt verscholen achter bomen café Geinzicht met een fraaie houten veranda. Er zitten een paar heren, met hoed en snor, op rieten stoelen buiten. Naast het café een grote houten schuur van waaruit de slag van de hamer op het aanbeeld klinkt. Enkele mannen in ruime broeken en hemden, op klompen en met een pet op, zijn er druk in de weer. Het is de smederij van Fakkeldij. Daarachter rijst het hoge silhouet van huize Schoonoord op.
Timmerwerkplaats van Egbert de Groot vanaf 1911
We lopen verder en ruiken de heerlijke lucht die ons toewaait uit de winkel van bakker Smit en zien door het raam Mevrouw, in wit schort, bezig met een klant. Vaak bereidden huisvrouwen het brooddeeg thuis voor en lieten dat vervolgens bakken in de stenen bakkerij naast de winkel. Even verderop klinkt het ritmisch geluid van een zaag en het kloppen van hamers. Voor een grote houten schuur met openslaande, glazen deuren ligt een gevilde boomstam op een paar bokken. We staan voor het timmerbedrijf van Egbert de Groot. Ladders staan tegen de zijkant en aan de andere kant, met een ijzeren hek ervoor, het witte, statige woonhuis van de familie. Na een rijtje kleine huisjes komen we bij de kruidenierswinkel van Jan Meester met om de hoek de houten wagenmakerij van Ab Mooiweer. Over de klinkers rammelt een hittekar voorbij met kruidenierswaren die in het buitengebied bezorgd gaan worden. Twee meisjes in witte jurkjes met schorten voor en grote strikken in het haar kijken het tweewielige karretje na.
Aan de overkant van het water rijst de grote schoorsteen van een fabriek op. Op de zijkant van het gebouw staat met grote letters “SLUIS”. Aan de kade liggen vrachtschepen. Als we verdergaan, passeren we nòg een fabriek. Beneden bevinden zich halfronde, openslaande deuren. Op een hoog, vierkant gebouw erachter staat “OTTEN veevoeder” en hoog over de weg loopt een buis naar de loskade. Twee dames in lange zwarte rokken en met hoedjes op groeten ons met een knikje. Inmiddels lopen we langs nieuwe, lage woonhuizen met een tuintje ervoor. In een ervan is een kapper gevestigd; Zwart is de naam. Over het water ligt een dubbele klapbrug die naar de Stammerdijk voert. Aan die kant zien we voornamelijk weiland. Tot slot passeren we een brugwachterswoning met trapgevels en lopen over een ijzeren draaibrug naar de Weesperzijde van het Merwedekanaal.
Al is er in honderd jaar heel veel veranderd, toch is er nog het een en ander herkenbaar van het oude dorp. Je voor te stellen hoe het leven vroeger zijn loop had, maar ook hoe een nieuwe tijd zich opdringt; iets wat wij ook ervaren, geeft je het gevoel van de continuïteit van een dorpsgemeenschap.
Tjark Keijzer