KERST IN GEINBRUG

december 2022

Snuivend en dampend staan de koeien in de oude stal aan de Stammerdijk. Dirk klost achter zijn vader aan, die het hooi voor de beesten gooit. Hij mag het uitspreiden. Het schemert als ze naar buiten lopen. “Ik ga nog even langs bij Koos’” zegt hij en loopt de dijk op. “Met donker weer thuis,” bromt vader. Koos z’n vader heeft een grote loods met hooi en stro, een stukje terug en hij woont in het mooie huis ernaast.

Dirk vergeet heel zijn plan als hij geboeid de bedrijvigheid van mensen en vrachtwagens bij de Sluisfabriek ziet. Terwijl hij het fabrieksterrein over loopt, hoort hij het geratel en gebrom van de machines. Een koude wind tocht tussen de gebouwen en hij gaat verder, richting de klapbrug over het Smalweesp. De fabriek van Otten stoot donkere rook uit en ook daar is het druk. De eerste lichten in de huizen gaan aan en hier en daar flikkeren de kaarsjes in kerstbomen. Het geeft hem een warm gevoel. Hij vergeet thuis en even later kijkt hij bij de geopende draaibrug naar de passerende schepen op het kanaal. Als de brugwachter die, al draaiende, weer sluit, loopt hij naar de kant van Weesp.

Een prettige spanning maakt zich van hem meester als hij even verder langs de weg de donkere contouren van een grote, vervallen woning ziet. Huize Demarary, weet hij. Het staat allang leeg en het gerucht ging dat het er spookte. Behoedzaam nadert hij het gebouw. De wind fluit door de lege ramen en achter het huis staan dreigend, donkere bomen. Rillend, maar nieuwsgierig loopt hij de toegangsweg op, tot achter de woning. Aarzelend en heel voorzichtig gaat hij naar binnen. Met een klap slaat de deur achter hem dicht en bevend staat hij in het duister. Doodsbang rukt hij aan die deur, maar die lijkt stevig in het slot gevallen. Hij gilt het uit.

Over de dijk loopt een groepje mensen: Een man, een vrouw en twee kinderen. Ze zeulen zware koffers mee, hun dunne jassen fladderen in de koude winternacht; Joodse vluchtelingen uit Duitsland. Onderweg naar Amsterdam zijn ze bij vergissing in Weesp uit de trein gestapt en zijn nu, zonder geld, onderweg naar de stad.

Als hij de noodkreet uit het donkere huis hoort, aarzelt de man niet en holt erheen. Hij trapt de deur open en bevrijdt de doodsbange Dirk. Het gezin neemt hem onder hun hoede en samen lopen ze naar Geinbrug. Het is al nacht en stikdonker.

Dirks doodongeruste familie is met de buren op zoek gegaan. Roepend en met lampen zwaaiend zijn ze bij de brug aangekomen en treffen daar het groepje vluchtelingen met hun zoon. Dolgelukkig en in gebrekkig Duits neemt vader de verkleumde mensen mee naar de warme boerderij. Moeder staat al klaar met een heerlijk maal en in de ruime keuken strooit en grote kerstboom zijn vriendelijk kaarslicht. De gasten kunnen overnachten en de volgende dag brengt vader ze met zijn vrachtwagen naar hun familie in Amsterdam.