Dorpskrant Driemond - januari 2011

Weesperkarspel op z’n achterste benen

Driemond hoort nu al bijna 45 jaar bij Amsterdam. Daarvoor was het onderdeel van de zelfstandige gemeente Weesperkarspel: een zeer uitgestrekte plattelandsgemeente, waar de buurgemeenten als hongerige wolven op loerden. In 1957 wilde de provincie de gemeente al opheffen en de stukken verdelen onder de buren.

Maar zoals u aan de kop hierboven (komt uit de Gooi- en Eemlander 29-3-1957) ziet, pikte men dat niet. Vooral Weesp wilde een deel van de buit. De hele gemeenteraad was ervoor, terwijl de raad van Weesperkarspel eensgezind en verontwaardigd tégen stemde. Het raadslid Kuil (KVP) betoogde zelfs “van Weesp nog nooit veel goeds te hebben gezien.”

Zoals u weet is het plan van de provincie niet doorgegaan. Maar nog geen 10 jaar later richtte het veel machtiger Amsterdam haar blik op de bedreigde gemeente en wilde het Amsterdam-Rijnkanaal als grens. De raadsleden J. Roest en J. Kruiswijk van Weesperkarspel mochten in het provinciehuis de zelfstandigheid van Driemond als dorp komen bepleiten. Ze wezen erop hoe slecht het gegaan was met de dorpen van landelijk Noord, zoals Ransdorp, die in 1921 al door Amsterdam geannexeerd waren. “Middeleeuwse toestanden, zeer slechte wegen, kortom verwaarlozing door de grote stad.” Dat lot moet Driemond niet ondergaan. “Ze zien ons alleen maar als een paar boeren die achter een paar koeien aanlopen,”merkt Kruiswijk nog op. Het mocht niet baten; 1 augustus 1966 kwam Driemond bij Amsterdam.

Dat eerste jaar onder de grote buurman verliep bepaald niet rustig. Krantenkoppen uit die tijd geven aan dat men niet blij was met de hoofdstad.

Driemond “bezet”door Amsterdam”

“Driemond zucht onder Amsterdams bewind”

Kruidenier Jan Millenaar werpt zich op als woordvoerder van de ontevreden dorpelingen en doet dat fel en met humor. Hij gebruikt zijn eigen advertentieblad waarin hij kritiek spuit en zelfs een open brief aan B&W van Amsterdam stuurt die begint met:“Hoogedel Zeer Verschrikkelijke Heren”


Dat ging wethouder de Wit van Amsterdam te ver en hij verzocht Millenaar op te houden met die opruiende taal. Ook verkocht de vindingrijke middenstander wijnflessen waarop een gedicht van eigen hand met kritiek op Amsterdam. Op een avond stonden er borden langs de provincialeweg bij de bushalte, gericht tegen de grote stad. Of  Millenaar daar ook de hand in had wist niemand. De volgende dag waren de borden al verwijderd.

In onze tijd zijn de verhoudingen met Amsterdam verbeterd. Dat het niet vanzelf is gegaan blijkt wel. Goed dat er zulke strijdbare mensen waren, en zijn, die het eigene van dorpen en het kleinschalige willen beschermen. Jan Millenaar was daarvan een lichtend voorbeeld.

Tjark Keijzer