Klaas Konijn krijgt 1 gulden

Wie is Klaas Konijn, zult u vragen en waarom krijgt hij dat geld? Klaas Konijn was in 1915 een inwoner van Weesperkarspel en zijn vrouw was ziek. B&W van deze gemeente besloten hem deze : “onderstand  van voorloopig  f1,- per week te verstrekken in verband met de ziekte zijne vrouw.”

Het was een moeilijke tijd: De eerste wereldoorlog woedde en in het neutrale Nederland heerste schaarste. In de notulen van B&W lees ik dat in december van datzelfde jaar een krediet van f 500,- verleend wordt aan het plaatselijk steuncommite  “ten einde aan ingezetenen, die een inkomen hebben van f750,-  en minder een toeslag te kunnen verleenen van f 0,35 per week voor de aanschaffing van 1 hl cokes of andere brandstoffen gedurende de maanden Januari, Februari en Maart..” De brandstofprijzen waren sterk gestegen.

Nog geen verzorgingsstaat

De verzorgingsstaat Nederland was toen nog niet zo opgetuigd als nu. De meeste steun moest komen van gemeenten, kerkelijke instellingen en particuliere organisaties. Veel kwam pas na de 2e Wereldoorlog tot stand; denk bijvoorbeeld aan de AOW. Helaas zien we dat vandaag de dag er behoorlijk wat wordt afgebroken.  Er is, net als vroeger, veel “stille” armoede: mensen zijn aangewezen op de voedselbank, kunnen niet op vakantie en de kinderen kunnen niet op voetballen of zwemles. In vergelijking met 100 jaar geleden luxeproblemen, maar armoede is er wel degelijk.

Noaberschap

Vroeger kon men altijd rekenen op de steun van buren. In het Saksische deel van ons land (de oostelijke provincies) heeft dat zelfs een naam: het heet daar Noaberschap: Een onafgesproken plicht van de buren om bij belangrijke gelegenheden in het leven, zoals bij huwelijk, geboorte en dood, praktische hulp te bieden. Onder buren verstaat men daar ieder wiens huis men van het eigen erf af kan zien. In vroeger tijden was deze burenplicht vaak bittere noodzaak om, met name op het platteland, te overleven. Ook in ons dorp zie je dat vooral onder ouderen de ouderwetse solidariteit en het zorgen voor de buren nog springlevend is: of ziet u nooit een buurvrouw met een pannetje soep naar de buren gaan? Ik gelukkig wel. Ouderwets vinden mensen van buiten Driemond dat, maar ook “echt dorps” en de moeite waard om in ere te houden.

Eenzaamheid

De vorige Dorpskrant wijdde een artikel aan de groeiende eenzaamheid in onze maatschappij. Door allerlei oorzaken; TV, Internet e.d. zie je je buren minder, maar ze zijn er wel en hebben soms behoefte aan een luisterend oor , wat praktische hulp of medeleven. Ze zijn door ziekte of ouderdom minder mobiel of ze zijn nieuw en daardoor misschien onzeker over welke houding van hen verwacht wordt. Wat hulp is zo geboden!

Ik besluit met een citaat uit de Achterklep met Henny Verheul van mei 2011:“Vroeger, toen de Driemonders nog close waren en onvoorwaardelijk voor elkaar klaarstonden….”  
Laten we het verleden maar op dit punt doen herleven!

Tjark Keijzer