20 juli 2015
VOLK AAN DE DEUR
"De deur ging op slot en we kropen samen met moeder weg, zo bang waren we als we hem zagen aankomen over de dijk."
Alice Draijer vertelt wat zij vlak voor en tijdens de oorlog beleefde als jong meisje op de boerderij aan de Lange Stammerdijk waar zij opgroeide. Regelmatig kwamen er mensen het erf op om te bedelen of om dingen te verkopen. De deur ging op slot voor een vrij jonge man die om geld kwam vragen en als hij dat niet kreeg, vreselijk begon te schelden te vloeken en te dreigen. Wat minder bedreigend was Malle Willem, die naar men zei in Indie een zonnesteek had opgelopen en daar "mal" van was geworden. Ook hij wilde een cent die moeder hem meestal wel gaf uit medelijden. Kreeg hij niets dan werd hij erg kwaad en begon ook hij te schelden.
Willem woonde in Luis aan de ketting: een pension aan de Verlengde Nieuwstraat in Weesp. Dat was niet de echte naam maar het betekende in het algemeen in Nederland: een slecht en vuil logement.
Langs de wegen en boerderijen trok volk dat van alles verkocht of diensten tegen betaling aanbood. De scharensliep, die met zijn bakfiets met slijpmachine alle messen en scharen kon slijpen. De veter-garen - band verkoper, de borstel- en bezemman, de man met transportfiets vol manufacturen - ondergoed, kousen en lappen stof, de Chinees met een trommel vol chocola, snoep en natuurlijk pinda's (pinda pinda lekka lekka!) enz. Een bonte stoet lieden die het liefst om 12 uur 's middags kwam als het gezin aan tafel ging en zij hun waren konden uitstallen.
Alice herinnert zich nog een arm vrouwtje dat met een doosje knopen op kaartjes, naalden, kamferballen en stopgaren regelmatig langskwam. Moeder kocht dan meestal wel iets omdat ze begaan was met het mensje.
Deze mensen hadden nog handel, anders was dat met de bedelaars en landlopers, die alleen maar om geld vroegen, geen werk hadden en geen vaste woon- en verblijfplaats. Vooral in de 19e eeuw werd hard tegen hen opgetreden. Het was bij wet verboden om te bedelen en vaak werden landlopers opgepakt en tewerkgesteld in de veenkolonien. Pas vanaf 1987 is landloperij niet meer strafbaar. De brave burgerij moest niets van deze mensen hebben. Maar toen Swiebertje het op televisie regelmatig met Bromsnor aan de stok kreeg ging ieders sympathie toch wel naar deze zwerver uit.
Eind 18e eeuw werd het verbod als volgt gemotiveerd:
Het misbruyck bij hen, even schandalig en hinderend voor de goede burgers, dat veroorzaekt wordt door vele mensen die liever lui zijn dan werkende, en afkerig van ene eerlycke kostwinning, hun inkomen verwerven door te bedelen, niets anders doende dan dwalen in de straeten. bovendien de aalmoezen gebruikend om zich in talrycke slechte gelegendheden her en der te bedrinken aan graenjenever
Ook regelmatig zag Alice spiritusdrinkers onderaan de dijk hun roes uitslapen. En zelfs begin jaren 50 waren er nog zwervers.
Zo herinnert Henk Niessing zich dat hij als kind regelmatig zo'n man bij hen thuis op de regenput zag zitten terwijl hij een boterham at die moeder Niessing hem ga. Men had weinig oog voor de reden waarom die mensen aan het zwerven waren. Vaak hadden zij veel narigheid meegemaakt en waren ze alles kwijt. Onder hen ook velen die geestelijk in de war waren. Sinds er flink bezuinigd is op de geestelijke gezondheidszorg zien we hen weer meer als dak- en thuislozen in het straatbeeld.
Tjark Keijzer